Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd brandstof heel schaars was. Om de locomotoren toch te kunnen gebruiken werd er een vijftigtal voorzien van een gasgenerator. Dit is een toestel dat vaste brandstoffen zoals hout omzet in een gasmengsel waarop een verbrandingsmotor (in dit geval een dieselmotor) kan draaien. Locomotor 220 was de eerste die een houtgasgenerator kreeg.
De Centrale Werkplaats Haarlem kreeg de opdracht om 52 locomotoren van een houtgasgenerator te voorzien. Twee locomotoren (258 en 311) werden voorzien van een turfgasgenerator, de 287 kreeg eind 1942 een Stork-antracietgenerator en de 228 eveneens een antracietgenerator maar eentje van Orenstein & Koppel (type Lavo) welke later werd vervangen door een Imbert-houtgasgenerator. De 287 had een extra wagen met twee gescheiden tanks voor het koel- en reinigingswater; deze tanks waren geplaatst op het onderstel van de afgevoerde locomotor 110 (oersik). Na de bevrijding werden alle generatoren verwijderd en reden de locomotoren weer op diesel.
(Bron: “Gasgeneratoren bij DE-locomotoren serie 200” van Martin van Oostrom in Railmagazine 109)